Na de veroveringen van Alexander de Grote werd het Grieks de gemeenschappelijk taal (Koine) van een groot aantal sprekers in het Zuidoostelijke Middellandse zeegebied. Het Grieks dat gesproken werd in deze regio was echter niet dat van de Klassieke canon: de taal onderging een fundamentele herstructurering, waarbij het perfectum en futurum verdwenen, de optatief niet langer gebruikt werd, de datief vervangen werd door voorzetsels, woordvolgorde veranderde, etc.
‘Papyri’ vormen een bevoorrechte getuige van deze taalkundige veranderingen: in het droge zand van Egypte werden tienduizenden niet-literaire teksten (geschreven op papyrus) teruggevonden, gaande van boodschappenlijstjes en ontvangstbewijzen tot officiële petities en keizerlijke edicten. Ondanks het grote potentieel, werd de taal van de papyri met wisselende interesse bestudeerd in de loop van de twintigste eeuw, onder meer omwille van het feit dat de teksten vrij moeilijk toegankelijk waren. Recent werd het volledige corpus digitaal ontsloten, wat een enorme boost heeft gegeven aan het taalkundige onderzoek.
Na een korte introductie tot de geschiedenis van de papyrologie, en de voornaamste niet-literaire genres, gaat prof. Klaas Bentein verder in op de taal van de papyri. Hij argumenteert daarbij voor het belang van een moderne, ‘historisch sociolinguïstische’ invalshoek, waarbij de taal van de papyri niet gezien wordt als een directe reflectie van het gesproken Grieks van die tijd, er ook aandacht besteed wordt aan de hogere taalkundige registers aanwezig in de teksten, en taal en context nauw met elkaar in verband gebracht worden. Hij sluit de lezing af met een voorstelling van een aantal nieuwe ontwikkelingen binnen het lopende Gentse papyrologische onderzoek.